Philippina de Jong

(1920-2005)

Pien de Jong werd geboren in Driebergen-Rijsenburg op 10 januari 1920. Ze was het oudste kind van Henk de Jong (1892-1972) en Johanna Rutgera Scheltens (1893-1972). Na haar kwamen nog twee broers, van wie er een op jonge leeftijd verongelukte.

Na Lager en Middelbaar onderwijs (Christelijk Lyceum Zeist) begon ze een studie theologie aan de Universiteit Utrecht. Meisjesstudenten waren in die tijd nog sterk in de minderheid. Bovendien werd van jonge vrouwen veelal verwacht dat ze door een huwelijk hun werk of studie opgaven. Vrouwelijke ambtenaren werden zelfs wettelijk ontslagen.

In 1940, kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, trouwde ze op twintigjarige leeftijd met Gerrit van Leeuwen (1916-1985). Hij was inmiddels afgestudeerd in de theologie en werd predikant in Friesland. Pien de Jong bracht de oorlogsjaren als domineesvrouw door in Aalsum en Koudum. Daar leidde ze verenigingen, onder meer voor jonge vrouwen die vaak ouder waren dan zij. Ook ving ze samen met Gerrit van Leeuwen vluchtelingen uit het Westen op, verstopten ze onderduikers en boden ze andere hulp. De boom die na deze oorlog uit dankbaarheid in Israël werd geplant voor ‘Ds G. v. Leeuwen ter herinnering aan de hulp, verleend in de donkere jaren der Duitse bezetting’ kwam daar ook vanwege het aandeel dat zijn vrouw hierin had.

 

In 1946 werd Gerrit van Leeuwen jeugdpredikant in Den Haag. Er werden daar vijf kinderen geboren: Theo (Theodoor Jacob, 1947), Hans (Johannes Hendrik, 1948), Marieke (Maria Elisabeth, 1950), Joke (Johanna Rutgera, 1952) en Henny (Hendrika Ida, 1954).
In 1954 verhuisde het gezin naar Amsterdam, waar Gerrit van Leeuwen studentenpredikant werd. Daar werd Pien (Philippina, 1958) geboren. In 1961 volgde een verhuizing naar Zetten, waar Gerrit van Leeuwen directeur-dominee van de Heldringstichtingen werd. Een van diens hervormingen was het splitsen van deze dubbelfunctie. Ook beëindigde hij de giften in natura aan het directeursgezin. In 1966 volgde een verhuizing naar Brussel, wegens een hoogleraarschap in de protestantse theologie.

Hoewel de opvoeding van de kinderen en het steunen van de man in die tijd als vanzelfsprekend bij de vrouw kwam te liggen, wist Pien de Jong daarnaast nog veel andere activiteiten te ontplooien.

Ze was zeer muzikaal en speelde uitstekend piano. Met name de Romantische muziek van Chopin, Debussy en Beethoven wist ze met intense concentratie en gevoel te vertolken. Ook regisseerde ze door de jaren heen kindermusicals als ‘Jantje in Modderstad’ (N. van der Linden van Snelrewaard-Boudewijns) en ‘Fluitje van een cent’ (Annie M.G. Schmidt), waarbij de organisatie, van pr tot kostuums, eveneens door haar ter hand werd genomen. Na elke verhuizing nam ze nieuwe initiatieven. Zo richtte ze onder meer in Brussel een vrouwenkoor op. Voor menige Nederlandse die door het werk van haar man in Brussel woonde en er nogal eens haar eigen werk niet kon uitoefenen, was dat koor een ontmoetingsplaats en muzikale uiting. Pien de Jong zocht contact met vooraanstaande kerkmusici, zoals Frits Mehrtens, voor advies en geschikte muziek. Ze kreeg partituren toegestuurd, die onder haar overtuigende leiding werden uitgevoerd.

 

In haar Brusselse tijd ontdekte ze het werk van Amnesty International, de wereldwijde organisatie die destijds nog uitsluitend ijverde voor de vrijlating van gewetensgevangenen die geen geweld hadden gebruikt. De methode van massale gerichte druk op machthebbers via onder meer brievenacties sprak haar aan en ze nam het initiatief tot het oprichten van een afdeling in Vlaanderen. Enige jaren later werd dit initiatief overgenomen door Vlamingen die vonden dat de organisatie te veel in Nederlandse handen lag.

Ze bleef ook altijd zeer gastvrij. Zo woonden er in Zetten jongens in huis die er de middelbare school afrondden, werd in Brussel de ongelukkige dochter van een diplomaat tijdens weekends opgevangen en kwamen er vluchtelingen uit Eritrea en Zuid-Afrika over de vloer.

 

Toen de kinderen groter waren, begon ze aan een studie Engels. In 1977 behaalde ze het certificaat van bekwaamheid A van de universiteit van Cambridge, een jaar later certificaat C. Ze verbleef meermaals een aantal weken alleen in Engeland om haar Engels te vervolmaken. In 1984 rondde ze haar studie tolk-vertaler Engels af. Een jaar later won ze de derde prijs bij een vertaalwedstrijd die was georganiseerd door het maandblad De Drie Talen. In 1987 werd ze aangenomen als lid van het Nederlands Genootschap van Vertalers, op aanbeveling van dichter Herman de Coninck, voor wiens Nieuw Wereldtijdschrift ze regelmatig vertaalwerk had gedaan. Ook vertaalde ze onder meer Gods Gruis (God’s Dust) van Ian Buruma (Amsterdam, 1989) En ze hield van dansen. Dat bleef ze dan ook haar hele leven doen.