Zijn preken

Dominees moeten elke Zaterdag een preek schrijven. Gerrit van Leeuwen schreef ze op in kleine schriftjes, één per preek, met veel afkortingen. Hij bewaarde ze, want een goede preek kan misschien nog wel een keer gebruikt worden. Maar hij vroeg zijn vrouw om de preekschriftjes na zijn dood weg te doen. Preken moeten gehoord worden, zei hij, niet gelezen.


Toch zijn er preken bewaard gebleven. Toen hij, tussen 1946 and 1954, jeugdpredikant was in Den
Haag, ging hij elke maand voor in een ‘centrale jeugddienst’, in de Willemskerk. Die diensten trokken tussen de 2500 and 3000 kerkgangers. Er kwam een voorstel de preken te bundelen. Het werden twee boeken, Het Blijde Waagstuk en Beschouwen of Beslissen, beide uitgegeven door uitgeverij Holland in Amsterdam, de eerste ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de centrale jeugddiensten, in 1951, de tweede ter gelegenheid van zijn afscheid als Haagse jeugdpredikant, in 1954.

In die preken had hij het vaak over twijfel. De twijfel van de man die niet kon geloven dat zijn zoon, die “een stomme geest” had, genezen kon worden en uitriep “Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp”. De twijfel van Thomas, die niet kon geloven dat Jezus uit de dood was opgestaan. Hij vertelde dan eerst het verhaal:

 

Ik zie het voor me hoe Thomas daar zit, voorover, zijn sombere kop geleund op zijn handen, en hoe Petrus hem bij zijn schouders pakt: “Man, niet zo treurig, Jezus leeft. Hij is opgestaan”


Maar Thomas verzet zich. Laat me alleen – hou op – bemoei je er niet mee. Hij wordt zelfs – deze man die karig is met zijn woorden – breedsprakig. “Zal ik je eens wat zeggen? Als ik het teken van de spijkers niet zie met deze twee ogen, dan geloof ik er niets van. Ik laat me niet nog eens meevoeren. Een mens kan beter niets geloven en niets liefhebbem. Het breekt immers toch alles kapot. 
 

Dan onderbreekt van Leeuwen het verhaal om uit te leggen waarom we twijfel moeten begrijpen en waarderen. 

 

Een twijfelaar is niet maar een scepticus, iemand die met een hoogmoedig of berustend glimlachje de dingen naast zich neerlegt. Een twijfelaar is niet maar iemand als Pilatus die zijn schouders optrekt en zegt: “Wat is waarheid?” Nee, ‘t is iets anders. Twijfel, daar zit het woord “twee’ in.  Een twijfelaar is iemand die naar twee kanten getrokken wordt, een ongelovige en een gelovige tegelijk; een gelovig mens wiens geloof bestookt wordt, iemand die liefheeft maar wiens liefde wordt aangevochten en overschaduwd. Twijfelen is vechten om de zin, het doel, de inhoud van het leven.

 

In het verhaal krijgt Thomas krijgt de opgestane Jezus te zien. Met zijn twee ogen. Maar, zo eindigt de preek, wij moeten proberen te geloven “midden in de aanvechting” – “Zalig zijn zij die niet zullen gezien en nochtans zullen geloofd hebben” .

 

Nog zo’n twijfelaar, in een andere preek. Zacharias die niet kon geloven dat zijn vrouw op hoge leeftijd nog een kind zouden krijgen. Hij was, zei van Leeuwen, “een man die graag wilde geloven, maar niet kon”. Hij had “moeite met het geloof”. Niet omdat hij een cynicus was, of oppervlakkig, of onverschillig:

 

Het gaat hier om een man, van wie een enorm getuigenis gegeven wordt. Van hem en zijn vrouw wordt gezegd “Ze leefden beiden rechtvaardig voor God en naar alle geboden en eisen des Heren, en berispelijk”. En van zó iemand wordt nu verteld dat hij niet gelooft.
 

Dan onderbreekt hij het verhaal met een persoonlijke bekentenis: 

 

Mag ik het eens heel persoonlijk zeggen? Ik ben zelf ook zo iemand die God en zijn boodschap altijd weer in de rede wil vallen: ‘t kan niet, moet je die wereld van ons nu eens zien.

 

Zo eindigt ook deze preek met dat citaat uit Marcus 9. 24: “ Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp”. 
 

Probeer het, lees, luister, bid.

 

Maar er is nog een ander onderwerp waarover van Leeuwen graag preekte, “het goede leven”. Hij hield van het verhaal van de bruiloft van Kana - Jezus die er voor zorgde dat mensen feest konden vieren, dat de wijn niet opraakte. Of het verhaal van Koning David die dansend de ark binnenhaalde in Jerusalem.

 

Het gaat er alles oosters uitbundig toe. Bazuinen dreunen. Het volk juicht. En David danst, danst uit alle macht. Hij speelt, hij viert feest voor het aangezicht van zijn God. Hij is er met alle vezelen van lichaam en ziel in betrokken.

 

 “In het feest”, legt van Leeuwen dan uit, “komt het wezenlijke tevoorschijn”. Je kunt God loven door feest te vieren.

 

Doe dan maar een beetje gek. Zing ervan.

 

In een andere preek begint hij met een tekst uit Jesaja 38:19: “De levende, de levende, hij looft U, zoals ik heden doe” om dan opnieuw uit te weiden over “het goede leven”. 
 

Het goede leven. Hoe kom ik er toe om daarover te gaan spreken? Ik geloof dat de lente me in mijn bol geslagen is. Kan ik ‘t helpen? Alles ruikt anders. En ik hoor de vogels. Mijn tuintje is zo wonderlijk fris groen. De lentezon schijnt over mijn bureau, waar ik al mijn belangrijkheden en gewichtigheden om me heen heb gestapeld. Al dat gewichtige is ineens niet zo gewichtig mee.

 

Toch is er een boodschap die op zijn eigen manier wel gewichtig is: 

 

Als iemand gaat schamperen: “Dat betekent dus een halfzacht stemmingsstukje. Een romantische vlucht uit de werkelijkheid”, dan protesteer ik. Ik geloof dat het om meer gaat. Om iets dat we heel erg nodig hebben.

 

Natuurlijk begrijpt hij die tegenstem wel - hij vertelt hoe hij een gesprekskring leidde over “het moderne levensgevoel (Sartre, Gheorgiu, Camus, etc)”: de deelnemers konden het meevoelen, “het besef in het leven gesmeten te zijn,”, het idee dat er geen zin is  “geen doel, geen verband, geen ideal, geen antwoord op ons waarom, waarvandaan, waarheen”.  “Het is waar”, erkent hij,  “maar het is een vergissing als we denken, dat dit alléén waar is. Het is óók waar. Maar niet alléén waar”
 

Droom en idealisme kunnen een vlucht uit de werkelijkheid zijn: alsof er alleen maar lente is, Maar het is ook een vlucht als we doen alsof er alleen maar winter is.
 

En dan komt er onverwachts snel  een einde aan de preek:
 

Zo verrast de Liefde Gods mij.  Dit is er ook nog. De geschenken van het gewone, goede leven. Durf te leven. Heb het leven lief. Maak je plannen. Geniet. 

 

Vele jaren later preekt hij op de bruiloft van zijn oudste zoon, en dit is de boodschap die hij het jonge paar wil meegeven, met een tekst uit Deuteronium 30: 19 -  “Kies dan het leven”.